Tegen 2030 moet bijna één derde van het Europese energieverbruik uit hernieuwbare bronnen komen. Als we de uitstoot van broeikasgassen met 80 tot 95 procent willen terugdringen, moet dat aandeel tegen 2050 nog eens verdubbelen. Maar zal de energietransitie niet te veel ruimte opslorpen? Want waar gaan we al die zonneparken, windmolens en energiegewassen neerpoten?
In zijn boek Power Density berekende de gerenommeerde energie-expert Vaclav Smil dat de vermogensdichtheid van biomassa, wind en zon respectievelijk ongeveer 0,5; 1,5 en 10 watt per vierkante meter bedraagt. Voor steenkool, gas en kernenergie ligt de dichtheid honderd tot duizend keer hoger. Om over te schakelen op een energievoorziening die quasi volledig op hernieuwbare bronnen draait, hebben we honderden tot duizenden keren meer ruimte nodig dan vandaag.
Indien we de totale Vlaamse energievraag zouden dekken met enkel zon, wind of biomassa, zouden we volgens een rapport van de Vlaamse overheid respectievelijk ruim 20, 70 en 300 procent van het landoppervlak nodig hebben. In de praktijk zal men uiteraard niet exclusief op één hernieuwbare bron inzetten.
1% Europees landoppervlak
Maar hoeveel ruimte is er dan nodig voor een combinatie van energiebronnen? Experts van het Europese Joint Research Centre (JRC) berekenden dat we de volledige elektriciteitsvraag kunnen dekken door 1 procent van het Europese landoppervlak met zonnepanelen te bedekken. Eén procent van het landoppervlakt komt overeen met ongeveer 45.000 vierkante kilometer, oftewel anderhalf keer de oppervlakte van België. Met 3 procent van het land voor zonneparken en tot 15 procent voor windparken zouden we in de volledige huidige Europese energievraag kunnen voorzien. In dat geval zou ook de energievraag voor verwarming en transport grotendeels met elektriciteit moeten worden gedekt.
De oppervlakte die nodig is voor zonneparken is een Europees gemiddelde. Op hogere breedtegraden zal meer plaats nodig zijn, in het zuiden minder. “Een zonnepark in België produceert gemiddeld 35 procent minder elektriciteit dan een park in Spanje”, verduidelijkt Wouter Nijs van het JRC. De schatting houdt wel geen rekening met zonnepanelen op daken die geen extra ruimte innemen. “Daarmee zouden we ongeveer 30% van de elektriciteitsvraag kunnen dekken”, weet Nijs.
Efficiëntie zonnepanelen
“Zelfs als we die geschikte dakoppervlakte maximaal benutten, hebben we nog altijd 2,7 procent van het land nodig voor zonneparken. Die oppervlakte kan wel nog afnemen door panelen anders te oriënteren. Doorgaans staan die op het zuiden gericht, en moet er tussen de rijen panelen voldoende afstand zijn om efficiëntieverlies door schaduw te voorkomen. Door de panelen paarsgewijs op het oosten en westen te richten, kunnen ze dichter bij elkaar staan. Als we daarenboven efficiëntere panelen gebruiken, heb je in theorie slechts de helft van de ruimte nodig”, besluit Nijs.
Bron: Eos Wetenschap