Onderverdeling in vermogensklassen
Voor PV zijn drie categorieën van vermogens (in AC-vermogen van de omvormer) vastgelegd, waarvoor een aparte berekening wordt uitgevoerd:
– Particuliere installaties met 6% BTW tot en met 10 kW AC-vermogen van de omvormer;
– PV-installaties voor bedrijven, van 10 kW tot en met 250 kW AC-vermogen
– PV-installaties voor bedrijven, van 250 kW tot en met 750 kW AC-vermogen.
Voor projecten boven 750 kW kan een individuele berekening worden aangevraagd bij het Vlaams Energieagentschap VEA.
Steunbedragen voor PV van 1 januari tot 30 juni 2013
Hieronder staan voor de drie PV-categorieën -installaties de onrendabele top en de “banding factor”, uit het rapport van VEA. Om het minimum gegarandeerde steunbedrag per MWh te berekeken moet de bandingfactor vermenigvuldigd worden met 93 euro. Dat is de gegaran-deerde minimumprijs per groenestroomcertificaat, die wettelijk vastligt over de volledige projectperiode. Hieronder de resultaten voor het eerste halfjaar van 2013 tot 30 juni 2013.
PV-vermogen | onrendabele top (euro/MWh) |
banding factor | minimumprijs (euro/MWh) |
minimumsteun (euro/MWh) |
< 10 kW AC | 22,6 | 0,23 | 93 | 21,4 |
> 10 tot < 250 kW | 61,3 | 0,63 | 93 | 58,6 |
> 250 tot < 750 kW | 47,8 | 0,49 | 93 | 45,6 |
Particuliere PV-installaties krijgen dus per 1000 kWh een minimum steun van 21,4 euro, of een volledig groenestroomcertificaat van 93 euro voor elke schijf van 4346 kWh.
Als de marktprijs van de certificaten boven 93 euro ligt, zal ook de steun iets groter zijn: de centrale factor is immers de banding factor, dat is het aantal certificaten per MWh (in 2013 kleiner dan 1). De maximale steun is gelijk aan de onrendabele top. Het verschil tussen mini-mum en maximumsteun is ongeveer 5%. Door het overschot op de certificatenmarkt ver-wachten we echter dat de marktprijs nog enkele jaren gelijk blijft aan de minimumprijs.
Nieuwe groenestroomcertificaten voor PV in 2013
Vanaf 1 januari 2013 start een sterk vernieuwd mechanisme van groenestroomcertificaten. Hieronder vindt u meer details over de nieuwe regelgeving.
Wetgeving
De basisprincipes van het nieuwe hervormde systeem van groenestroomcertificaten werden goedgekeurd in het Wijzigingsdecreet van 13 juli 2012. Om de details van dit decreet verder in te vullen is daarna een Wijzigingsbesluit opgesteld en goedgekeurd op 21 december 2012.
Het nieuwe systeem in een notendop
Vroeger werd een groenestroomcertificaat toegekend per 1 megawattuur, afgekort MWh en gelijk aan 1000 kilowattuur. De producenten van groene stroom konden dan deze certificaten aan elektriciteitsleveranciers verkopen tegen contractueel onderhandelde marktprijzen of aan de netbeheerders tegen gegarandeerde minimumprijzen hoger dan deze marktprijs, zoals voor PV-installaties.
Steunbedrag verschilt per technologie
Vanaf 2013 krijgt elke groenestroombron een steunbedrag per MWh dat op maat van de technologie wordt berekend. Er is niet alleen een onderscheid tussen de verschillende hernieuwbare energiebronnen zoals wind, zon, biomassa, maar ook binnen elke techniek apart is er een aangepaste berekening per vermogenscategorie. Het doel is om een correcte steun zonder oversubsidiëring te berekenen die investeerders toch voldoende stimuleert om nieuwe projecten op te starten.
Verkoop aan netbeheerders, later aan leveranciers
Vanaf 2013 is de netbeheerder alleen verplicht om PV-certificaten te kopen als de marktprijs van een certificaat beneden de minimumprijs daalt. In 2013-2014 zal dat nog niet het geval zijn, wegens het grote overschot van certificaten. Als de markt na 2014 terug in evenwicht is, worden alle certificaten verkocht aan de elektriciteitsleveranciers, die jaarlijks een stijgend aantal groenestroomcertificaten als percentage van hun leveringen (het quotum groene stroom) moeten bewijzen. Hoe de verkoop in praktijk gebeurt moet nog uitgewerkt worden.
Nieuwe rekenmethode
De nieuwe “bandingfactor”
Vanaf 1 januari 2013 krijgt elke technologie niet langer 1 GSC per 1000 kWh opgewekte elektriciteit, maar meer of minder certificaten in functie van de berekende “bandingfactor”. Dat is een vermenigvuldigingsfactor op basis van de verhouding tussen de nodige “onrendabele top” (OT) en een vaste prijs, de “banding deler” van 97 euro, met een minimumprijs van 93 euro als vangnet. Stel bijvoorbeeld dat een groenestroomtechniek op basis van het OT-model 80 euro/MWh zou nodig hebben, dan is de banding factor 0,82.
De bandingfactor is dus het aantal certificaten per MWh en ligt vast voor de projectperiode.
Voor het jaar 2013 is de bandingfactor op maximum 1 vastgesteld, om het grote overschot op de certificatenmarkt op te lossen. Dat betekent dat de minimumsteun per MWh niet hoger kan liggen dan 1 x 93 euro/MWh en de marktprijs niet hoger dan 1 x 97 euro/MWh.
Wat is de “onrendabele top”?
Om een correct steunbedrag per MWh te berekenen is een gedetailleerd financieel rekenmodel uitgewerkt, het “OT-model” (onrendabele topmodel). De onrendabele top is het netto bedrag in euro per MWh geproduceerde groene stroom dat nodig is zodat de investering over de levensduur het vereiste rendement behaalt (bedrijfseconomisch aantrekkelijk maar ook niet te hoog).
Steunperiode en financieel rendement
Per technologie legt het besluit van de Vlaamse regering de steunperiode wettelijk vast. Het gaat hier om de parameter “beleidsperiode”, dit is de termijn waarin steun via groenestroomcertificaten van kracht is. Voor de meeste hernieuwbare energiebronnen is het 10 jaar, voor PV is het vastgelegd op 15 jaar, voor alle vermogensklassen.
Ook het financieel rendement is wettelijk bepaald in het besluit. Het gaat om het rendement op de totale investering (Return on investment, ROI). Voor PV is het voor alle categorieën vastgelegd op 5%. In de berekening is de geplande netvergoeding ook ingerekend.
Wie berekent deze onrendabele top?
De wetgeving voorziet dat een “observatorium” alle berekeningen in overleg met de diverse sectorvertegenwoordigers uitvoert. In praktijk is dit een aparte dienst binnen het Vlaams Energie-agentschap, de administratie voor energie. VEA heeft de opdracht om in overleg met de sectororganisaties per technologie het nodige cijfermateriaal te verzamelen, dat objectief en onderbouwd moet zijn. Op basis van de verzamelde cijfers wordt de steun berekend.
Welke cijfers komen uit de berekening?
Als resultaat van de berekeningen publiceert het VEA twee rapporten: een ontwerprapport met de onrendabele toppen en de bandingfactoren en een centraal parameterdocument waarin voor alle tech
nologieën alle parameters gedetailleerd worden onderbouwd.
Binnen elke technologie zijn verschillende categorieën van vermogens vastgelegd, waarvoor het VEA telkens afzonderlijk de onrendabele top en de bandingfactor berekent. Deze cijfers bepalen uiteindelijk de steun in euro per MWh geproduceerde groene stroom per technologie en per vermogensklasse.
Halfjaarlijkse berekening, aanpassing mogelijk
Voor PV-installaties is wettelijk voorzien dat de steunberekening elk half jaar opnieuw gebeurt, om rekening te kunnen houden met evoluties van de investeringskost en andere parameters voor nieuwe projecten vanaf dan (de AREI-keuring is de startdatum).
Voor bestaande projecten kan alleen een herberekening plaatsvinden als de elektriciteitsprijs met meer dan 3,5% per jaar stijgt. Het rekenmodel houdt nu al rekening met 3,5%. Een stijgende elektriciteitsprijs zorgt ook voor een hogere besparing op de terugdraaiende teller, zodat de som van certificaatsteun en besparing constant blijft. De volgende berekening gaat in het voorjaar van 2013 door, aanpassingen gelden vanaf 1 juli.