Zowel in België als Nederland was 13 procent van de energie in 2021 afkomstig van hernieuwbare bronnen. Daarmee bevinden de 2 landen zich nog altijd in de Europese achterhoede. Dat meldt Eurostat.
In 2021 leverde hernieuwbare energie in de Europese Unie (EU) de grootste bijdrage aan de productie van primaire energie: 41 procent van de geproduceerde energie was hernieuwbare. Kernenergie is net als alle andere jaren sinds 2016 de runner-up.
Grote verschillen
De productie van energie verschilt echter sterk van lidstaat tot lidstaat. Zo produceerde Malta in 2021 enkel hernieuwbare energie – het land produceerde dus geen andere vorm van energie, maar importeerde wel andere energievormen zoals fossiele energie. In Letland, Portugal en Cyprus bedroeg het percentage hernieuwbare energieproductie meer dan 95 procent. In sommige andere landen leidde kernenergie juist de dans. Zo was 76 procent van de totale nationale energieproductie in Frankrijk afkomstig van kerncentrales. In België was dat 70 procent en ook in Slowakije was het aandeel met 60 procent groot. Aardgas had het grootste aandeel in Nederland – 58 procent – en Ierland met 42 procent, terwijl het aandeel ruwe olie het grootst was in Denemarken met 35 procent.
42 procent Europese productie
Het aandeel hernieuwbare energie in de totale Europese energiemix is echter fors lager dan de genoemde 41 procent, omdat Europa voor een groot deel van de energiemix afhankelijk is van import. In 2021 dekte de in Europa geproduceerde energie namelijk slechts 42 procent van het energieverbruik. In 2021 waren aardolieproducten – waaronder ruwe olie – het belangrijkste geïmporteerde energieproduct, goed voor 64 procent van de energie-invoer in de EU en wordt dit gevolgd door aardgas met 25 procent en vaste fossiele brandstoffen met 6 procent.
21,8 procent hernieuwbare energie
Op EU-niveau groeide het aandeel hernieuwbare energiebronnen in de Europese energiemix tot 21,8 procent. Dat is een lichte daling ten opzichte van 2020 en de eerste daling die ooit door Eurostat is geregistreerd.
De daling wordt door het Europese statistiekenbureau toegeschreven aan het einde van de coronalockdowns. Zweden had met 62,6 procent in 2021 verreweg het hoogste aandeel hernieuwbare energiebronnen, vóór Finland met 43,1 procent en Letland met 42,1 procent. Binnen Europa scoren enkel IJsland met 85,8 procent en Noorwegen met 74,1 procent hoger.
Elektriciteit
Ongeveer 24 procent van de energie die in Europa in 2021 geconsumeerd werd, betreft stroom. Bij de productie van hernieuwbare elektriciteit was 13 procent afkomstig van windturbines en 13 procent van waterkrachtcentrales, biobrandstoffen en zonne-energie waren beiden goed voor 6 procent.
De bronnen van elektriciteitsproductie verschillen tussen de lidstaten. In 2021 was in Denemarken 49 procent van de elektriciteitsproductie afkomstig van windenergie, terwijl 60 procent van de elektriciteitsproductie in Oostenrijk afkomstig was van waterkrachtcentrales.